Veroordeel kunst niet tot eenzame opsluiting

Naar aanleiding van recente berichten in de media over met gemeenschapsgeld betaalde kunst die nooit tentoon wordt gesteld schreven Marja Ruigrok en Samira Bouchibti een een opiniestuk. Lees hier hun artikel.

Het overgrote deel van kunst in bezit van gemeenten is onzichtbaar voor een breed publiek en kwijnt weg in depots. Dit moet en kan anders. In 2014 stemde de Amsterdamse gemeenteraad in met een plan van Marja Ruigrok om commerciële bruikleen van de Collectie Amsterdam mogelijk te maken. Niet alleen om de kunst te laten zien aan Amsterdammers, maar ook om musea de mogelijkheid te geven extra inkomsten te genereren en werkgelegenheid te stimuleren. In plaats van dat Amsterdam samen met de musea voortvarend te werk ging om een pilot te starten bleef het echter stil.

Ook stelde de Amsterdamse VVD reeds in 2011 voor om wat te doen aan de gebrekkige ontsluiting van de Collectie Amsterdam door in die in ieder geval op een makkelijk manier voor een breed publiek via een website toegankelijk te maken. Dit is na vier jaar nog steeds niet gelukt. Hoe moeilijk kan het zijn?

Vanzelfsprekend herkennen we de obstakels voor commerciële uitleen. Zo gelden voor werken als ‘De Joodse bruid’, een Karel Appel of kwetsbare werken op papier specifieke eisen met betrekking tot beveiliging, belichting en klimaatbeheersing. Maar zijn die eisen echt nodig voor al die duizenden objecten in de diverse depots?

In meerdere landen heeft de overheid een selectie van kunstwerken in haar bezit tot nationale collectie benoemd. Zoals het geval is in Zuid Korea. De objecten van de nationale collectie zijn van landsbelang en daar gelden strenge regels voor. Deze collectie mag bijvoorbeeld de landsgrenzen niet overschrijden. Maar deze strenge eisen gelden niet voor de objecten die buiten de selectie vallen. Deze werken kunnen veel gemakkelijker reizen en zodoende aan een breder publiek getoond worden.

Kunnen wij dat ook niet doen? We stellen een commissie in van wijze vrouwen en mannen die bepaalt welke werken tot de nationale collectie behoren zodat we de rest gemakkelijker kunnen delen. De eisen qua verzekering, klimaat en andere omstandigheden zijn immers minder strikt voor deze werken. Zodoende openen we de deuren van het depot en plaatsen we de vele kunstobjecten bij bewoners, publieke gebouwen, bedrijven, instellingen en wie het maar wil lenen. Wanneer de eisen minder strikt zijn, is het voor musea ook makkelijker dependances met werk te openen in bijvoorbeeld Nieuw-West en Zuidoost. Goed voor spreiding van bezoekers en goed voor de zichtbaarheid van kunst.

Gemeentelijke kunst in musea is niet van de musea zelf maar van de belastingbetaler. Het is dus niet meer dan normaal dat de belastingbetaler de kunst moet kunnen zien. Kunst is er om van te genieten en niet om tot eenzame opsluiting te veroordelen. Want kunst die niet gezien wordt, sterft een beetje….

 

Marja Ruigrok

Fractievoorzitter VVD Amsterdam

 

Samira Bouchibti

Woordvoerder Cultuur VVD Amsterdam

Geef een reactie